November

Bijsturen op basis van grondstoffen

Zorg dat je het rantsoen kan bijsturen met je eigen ruwvoer en daarna met krachtvoer of losse grondstoffen. Met losse grondstoffen kan je beter bijsturen.

Terug naar overzicht

Op een melkveebedrijf zijn meerdere diergroepen te onderscheiden. De rantsoeneisen van elke diergroep (melk-, droge koeien en jongvee) zijn verschillend. Op bedrijven waar voldoende ruwvoer beschikbaar is, is het verstandig om verschillende partijen ruwvoer te maken om daarmee een kloppend rantsoen te maken. Eerst sturen met (eigen) ruwvoeders en daarna bijsturen met krachtvoer. Hierbij is het raadzaam om te gaan werken met losse grondstoffen en niet met verschillende broksoorten. Grondstoffen van krachtvoer zijn te onderscheiden in eiwit- en energiegrondstoffen. Binnen verschillende mengvoersoorten kan ditzelfde onderscheid worden gemaakt. Echter het nadeel hiervan is, is dat naast de basisgrondstoffen, de brok ook grondstoffen bevatten die als ‘vulling’ van de brok dienen. Denk bijvoorbeeld aan sojahullen of palmpitschilfers. Daarmee wordt het effect van de basisgrondstoffen minder sterk en zal er dus meer krachtvoer gevoerd moeten worden.

Probeer daarom als eerste te bedenken welke grondstoffen er nodig zijn, zodat je heel gericht het rantsoen kunt bijsturen. In onderstaande tabel zijn zes krachtvoergrondstoffen en drie bijproducten weergegeven, met de bijbehorende voederwaarde per kilo droge stof. Hiermee kun je dus bijsturen. Daarnaast is ook de CO2 eq. per kilo droge stof weergegeven. Door een betere keuze van grondstoffen (binnen de randvoorwaarden van het rantsoen) kun je ook flink sturen op de CO2 emissie per kg meetmelk.

 

Deze tip draagt bij aan:

  • Ammoniakuitstoot
  • Broeikasgasuitstoot
  • Eiwit van eigen land
  • Stikstofbodemoverschot