Een vaak gehoorde opmerking over het Kringloopcertificaat, is dat het best een uitdaging is om op alle indicatoren van het Kringloopcertificaat de maximale score te behalen. Een bedrijf dat relatief eenvoudig goed scoort op NH3 emissie per hectare, zal misschien meer moeite hebben om goed te scoren op de CO2 emissie per kilogram meetmelk. Deze tweedeling is op meerdere indicatoren van toepassing, logisch ook wel, want met die gedachte is het Kringloopcertificaat ontwikkeld. Alle indicatoren samen sturen niet specifiek op één bepaalde type bedrijfsvoering, denk aan extensief of intensief, laag- of hoogproductief. Maar om binnen één bedrijf op alle indicatoren goed te scoren, zal de bedrijfsvoering goed in elkaar moeten zitten. Dan is natuurlijk de volgende vraag; wat is een goede bedrijfsvoering?
Deze Kringlooptip is een vervolg op deel 1. In deze kringlooptip aandacht voor Intensief met alleen grasland en intensief met mogelijkheid van bouwland.
- Intensief met alleen grasland: Door de intensieve bedrijfsvoering zal er een tekort aan ruwvoer zijn, wat dan moet worden aangekocht. Met uitsluitend gras in het bouwland is energie vaak de beperkende factor, dus dan past de aankoop van snijmais goed. Wees wel kritisch op de aankoop en zorg dat je het ruwvoertekort wel met ruwvoer oplost. Een ruwvoertekort met krachtvoer oplossen is nooit interessant! Om wat spreiding te krijgen in de verschillende vormen van energie is perspulp ook nog een geschikte optie. Wellicht geeft het wat discussie of je bijproducten ook moet zien als ruwvoer of als krachtvoer. Perspulp heeft een vrij hoge verzadigingswaarde van 0,70, wat in de buurt komt van die van ruwvoer. Alle andere bijproducten (denk aan bierbostel, aardappelpersvezel, tarwegistconcentraat, etc.) hebben een aanzienlijk lagere verzadigingswaarde en vallen dus duidelijk onder krachtvoer.
Qua bemesting kan een intensief bedrijf met alleen gras het beste inzetten op maximale bemesting, omdat er toch gecompenseerd gaat worden met aangekocht voer. Hoe meer eiwit men zelf teelt, hoe minder er hoeft te worden aangekocht. Een goed grassenbestand met voldoende raaigras gaat efficiënt om met de stikstof en zal de hogere bemesting omzetten in groei. Dit zorgt ervoor dat het stikstofbodemoverschot nog op een gewenst niveau uitkomt. Wat betreft maairegime kan je in deze bedrijfsvoering het beste vanaf de eerste snede elke 4-5 weken maaien. Dit geeft de beste balans tussen kwaliteit en kwantiteit. Let bij lichtere snedes wel goed op de maaihoogte. Te diep maaien zorgt voor meer verontreiniging, maar nog belangrijker, dit geeft meer hergroeivertraging.
- Intensief met mogelijkheid van bouwland: Zo veel mogelijk drogestof per hectare winnen is ook hier de hoogste prioriteit. In de meeste gevallen geeft snijmais de hoogste opbrengst per hectare, wat de teelt hiervan interessant maakt. Let bij de rassenkeuze op het opbrengstpotentieel en de plantverteerbaarheid. Bij een groter aandeel snijmais in het rantsoen is zetmeelgehalte per kg ds minder relevant. Teel daarbij wel groenbemesters om de bodemkwaliteit op peil te houden, eventueel kunnen deze ook (deels) geoogst worden. Probeer ook hier met het eigen gras zo veel mogelijk eiwit te winnen. Dit kan in veel gevallen voldoende worden gecompenseerd met de aankoop van energiebronnen, wat de voorkeur heeft boven de aankoop van (duur) eiwit.
Maak een weloverwogen keuze voor de vormen van Natuur en Landschap die je toepast op het bedrijf. Bij een intensief bedrijf is het behalen van een hoge efficiëntie een belangrijke succesfactor. Deze twee aspecten zijn vaak in strijd met elkaar. Pas het toe op percelen die om wat voor reden dan ook toch niet de opbrengsten kunnen halen. Bijvoorbeeld percelen die heel erg laag liggen en die in het voorjaar toch niet op tijd bewerkt kunnen worden. Wat betreft weidegang past dagelijks omweiden of stripweiden het beste. Deze twee systemen geven namelijk de hoogste drogestof opbrengst en benutting. Probeer de weideresten zo veel mogelijk te beperken of geef deze nog een tweede bestemming, door bijvoorbeeld deze af te maaien en droog in een baal te stoppen. Op deze manier kan het nog worden ingezet bij het oudere jongvee.
Deze tip draagt bij aan:
- Broeikasgasuitstoot
- Eiwit van eigen land
- Fosfaatbodemoverschot
- Natuur en Landschap
- Stikstofbodemoverschot