April

Stikstofbodemoverschot

Verminder het stikstofoverschot door beperken van verliezen, bemesten in de juiste periode, verlagen kunstmestgift en vastleggen van stikstof met vlinderbloemigen zoals klavers.

Terug naar overzicht

Het stikstofbodemoverschot is op zichzelf helemaal geen ingewikkeld getal. Het is namelijk de hoeveelheid stikstof die jaarlijks overblijft. Een deel hiervan wordt vastgelegd in de organische stof van de bodem, een deel vervluchtigt in de vorm van lachgas (N20) en een deel spoelt uit in de vorm van nitraat. Vooral de laatste twee worden gezien als verliezen. Zeker in een tijd van afbouw van derogatie is het belangrijk om deze verliezen zoveel mogelijk te beperken. De vastgelegde stikstof komt later tot zijn recht of komt ten goede aan de bodemvruchtbaarheid en/of het bodemleven.

Bepalen overschot
Het overschot wordt bepaald door de N bemesting uit kunstmest en organische mest, inclusief weidemest, op te tellen met de levering uit de bodem en de stikstofneerslag uit de lucht. Bij levering uit de bodem moet je denken aan N-levering van klavers en afbraak van veen. Van deze totale N aanvoer halen we vervolgens de N onttrekking af. Dit is de totale onttrekking van de geteelde gewassen. Wat overblijft is het stikstof bodemoverschot. Om het overschot te beperken, willen we graag een aantal praktische tips meegeven.

Bemest wanneer het gewas er om vraagt!
Nu de bemestingsnormen worden aangescherpt, wordt het steeds belangrijker om te bemesten wanneer dit het juiste effect heeft. Het is daarom verstandig om een goede planning te maken. Als het goed is zal de meeste mest voor de eerste snede op het gras liggen. Bij de latere snedes is voor het stikstofbodemoverschot veel winst te halen. Met name de bemesting in augustus, die veelal nog wordt uitgevoerd om de put leeg te rijden, vormt een risico voor het overschot. Deze mest zal niet volledig meer tot zijn recht komen, waardoor er veel in de bodem achter kan blijven. Daarnaast geeft dit extra eiwit aan het najaarsgras, wat moeilijk te benutten is in een grasrantsoen. Zorg er daarom voor dat de meeste mest voor juli is uitgereden, zodat het zijn werk kan doen wanneer het gewas er om vraagt. Voldoende mestopslag is van belang, zodat er voldoende mest kan worden opgeslagen om in het nieuw jaar te bemesten en af te voeren.

Inzet klavers en andere vlinderbloemigen
Klavers en andere vlinderbloemigen gedijen goed op minerale gronden mits de pH niet te laag is (<5,7). Klavers hebben de eigenschap dat ze stikstof kunnen binden en leveren in de tweede helft van het groeiseizoen. Dit geeft een hoger overschot en je zou denken dat dit averechts werkt. Toch is hiermee winst te behalen. Met het gebruik van klaver kan de N-gift uit kunstmest omlaag. Na de tweede snede hebben de klavers geen kunstmest meer nodig, voor de tweede snede kan al een beperkte gift worden gegeven. Klavers, zeker de rode, zijn gevoelig voor structuurschade. Zorg er daarom altijd voor dat de pH en structuur van de bodem in optimale conditie zijn. Bijkomend voordeel van een lagere kunstmestgift, is dat dit niet aangevoerd hoeft te worden, wat weer scheelt in de portemonnee. Op veen komen klavers minder goed tot hun recht, omdat de N-levering vanuit de bodem hier te hoog is.

Let op het RE in het rantsoen
Ruw eiwit is een veelal terugkomend onderwerp. Ook aan de bovenkant van de kringloop, bij het voeren van de koeien, is er invloed op de bodem. Hoe meer eiwit er wordt gevoerd, hoe groter het BEX nadeel wordt, hoe meer stikstof er overblijft. Eiwit kopen is duur, en wat je zelf hebt, hoef je niet te kopen. Let er daarom goed op dat het eiwit wat je zelf maakt in de vorm van (kuil)gras, goed te benutten is. Een aantal handvatten zijn de DVE/OEB verhouding, waarbij DVE niet snel te hoog is, optimaal krijgen en de ammoniak fractie in de kuilen beperken. Als dit klopt, hoeft er minder eiwit uit krachtvoer en bijproducten te komen en de totale hoeveelheid RE in het rantsoen omlaag. Dit resulteert in een hogere N benutting en daardoor een lager N overschot. Een scherp RE heeft daarnaast een gunstig effect op de broeikasgasuitstoot door een lagere lachgasemissie en op de ammoniakemissie. Voor die laatste twee geldt, hoe hoger het RE in het rantsoen, hoe meer resteiwit, des te hoger de emissie.

Deze tip draagt bij aan:

  • Ammoniakuitstoot
  • Broeikasgasuitstoot
  • Stikstofbodemoverschot